Is oorlogsfotografie nog wel zinvol?
Over het nut en de zinvolheid van de oorlogsfoto
>
In oktober 2016 werd de oorlogsfotograaf Jeroen Oerlemans in de Libische stad Sirte door een scherpschutter doodgeschoten. Hij is niet de eerste gesneuvelde fotograaf in de recente Arabische oorlogen. De bekende fotojournalist Tim Hetherington sneuvelde in Libië in 2011, evenals de fotojournalist Chris Hondros. In 2014 werd de wereld opgeschrikt door de brute moord op James Foley in 2014 ergens in een Syrische woestijn door de IS. Volgens de Guardian zijn er in de afgelopen jaar meer dan duizend oorlogsjournalisten gesneuveld, tien keer zoveel als de afgelopen twintig jaar. Oorlogsfotograaf is hiermee een van de gevaarlijkste beroepen geworden en de vraag dient zich aan hoe zinvol het nog is om foto’s aan het front te maken. Is een oorlogsfoto informatief genoeg om de oorlog te begrijpen? En kan een foto van de oorlog de geschiedenis nog beïnvloeden?
ROEPING OF TRAUMA?
Een dag na de dood van Oerlemans hield de oorlogsfotograaf Stanley Green een lezing in het Tropeninstituut waarbij één stoel , die van Oerlemans, werd leeg gehouden omdat hij aanwezig had zullen zijn. Volgens Green kwamen er sinds 2015 102 + 1 fotografen om het leven. Green liet de zaal horen hoe moeilijk zijn vak was en hoe weinig het werd begrepen. “We zijn beschadigd en dragen de dingen die we gezien hebben met ons mee en we weten er vaak geen weg mee.” Stanley Green heeft besloten zijn werk de rug toe te keren, omdat hij het een bizarre en traumatische bezigheid is gaan vinden.
Green is niet de enige die zijn werk met een blijvend trauma heeft moeten bekopen. Een van de bekendste oorlogsfotografen, de Brits Don McCullin, nu op leeftijd, maakt alleen nog maar landschapsfoto’s die, zoals hij in een documentaire over zichzelf zegt, donker van aard zijn omdat de spoken in zijn geest zijn blijven hangen. Ondanks zijn grote reputatie blijkt McCullin niet optimistisch over zijn rol als nieuwsbrenger. “De tragedie met al deze beelden is dat ze niet gewerkt hebben”, zegt hij verbeten in een interview . Volgens hem hebben de foto’s niets veranderd aan de wereld. Ook de Amerikaanse fotograaf Eros Haogland zegt in de documentaire Confict: “Het is egoïstisch om een oorlogsfotogaaf te zijn. Ik ben er klaar mee, genoeg is genoeg.” De oorlogsfotograaf Jeroen Robert Kramer heeft zijn trauma’s op geheel eigenzinnige wijze verwerkt. Hij is kunstenaar geworden en heeft een fictief personage, Monsieur Khiar, in het leven geroepen die in Libanon woont en op zoek is naar de vrouw. In zijn tentoonstelling Femme in Huis Marseille kon je de beknellende waanzin van de oorlog in de psyche van de mens voelen.
Toch zijn er oorlogsfotografen die vol overtuiging de zinvolheid van hun werk blijven uitdragen. Meteen na de dood van Oerlemans werd Nederlands’ meest bekende oorlogsfotograaf en Zilveren Camera-winnaar Eddy van Wessel naar DWDD gehaald en gevraagd of hij niet met zijn werk wilde stoppen. Zijn antwoord liet zijn onvermoeide betrokkenheid zien. Van Wessel kan en wil niet stoppen. “Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Je doet wat je bent. Het is geen werk, het is je persoonlijkheid. Je bent het geweten van de samenleving. Je laat dingen zien die de mensen niet willen weten.”
Ook de beroemde oorlogsfotograaf James Nachtwey gelooft in de zinvolheid van de verslaglegging van de gruwelijkheden in de wereld. Op zijn website wordt de kijker meteen geconfronteerd met zijn credo. “Ik was getuige en deze foto’s zijn mijn getuigenis. De gebeurtenissen die ik heb vastgelegd mogen niet vergeten worden en niet herhaald worden.” Nachtwey gelooft dat de fotografie een gevoel van menselijkheid kan oproepen die mensen ertoe kan zetten geen oorlogen meer te voeren. Ook de oorlogsfotografe Lynsey Addario schrijft in haar boek over haar werk It's What I Do: A Photographer's Life of Love and War: “Waarom riskeer je je leven voor een foto? Het voelt als een verantwoordelijkheid, als een roeping. Het maakt ons gelukkig want het geeft ons een doel. We zijn getuigen van de geschiedenis en beïnvloeden de politiek.”
DE PLICHT VAN DE KIJKER
Oorlogsfotografie is in een meervoudige crisis geraakt. Enerzijds is er een grote verzadiging van beelden opgetreden. We worden eindeloos bedolven onder oorlogsbeelden die je als kijker immuun maken. En tevens wantrouwen we steeds vaker een oorlogsbeeld: kan die ons nog de complexe werkelijkheid laten zien? Propaganda ligt overal op de loer. Hoe weten we dat een verwoest ziekenhuis is gebombardeerd door rebellen, Russen, of het Syrische regeringsleger?
Terwijl fotografen verschillend over hun werk denken zijn er ook historici, filosofen en schrijvers die zoeken naar een antwoord op de relatie tussen beelden van gruwelijkheden en de mogelijkheid om het publiek hiermee te raken. In de jaren tachtig liet Susan Sontag zich in haar boek On Photography uitermate sceptisch uit over de betrokkenheid die fotografie zou scheppen. Zij redeneerde dat het juist andersom was. De fotografie vervreemdde de kijker van de wereld. “Ondanks de illusie dat er door de fotografie meer begrip is gekomen, lokt het kijken via foto’s in werkelijkheid een hebzuchtige relatie uit tot de wereld waardoor een esthetisch besef wordt een gekweekt en de emotionele afstandelijkheid wordt bevorderd.” Minder bekend is dat Sontag aan het einde van haar leven op haar kritische standpunten is teruggekomen. In 2003 schreef ze het boek Regarding the pain of others. Daarin verdedigt zij juist de fotografie als een medium om dichter bij de wereld te komen en de betrokkenheid van het publiek te vergroten. Ze noemt het een cliché van de wereldburger om te zeggen dat oorlogsfoto’s geen effect hebben. Ze vindt het een plicht van de burger om naar deze beelden te kijken. “Niemand van een zekere leeftijd heeft het recht op dit soort van onschuld of oppervlakkigheid, of op dit soort van onwetendheid, of verdoving.” Volgens haar gaan harteloosheid en verdoving samen, dus het onthouden van de gewelddadigheden is volgens haar een ethische houding. We kunnen de werkelijkheid om ons heen niet afdoen als een spektakel dat zich ergens ver weg afspeelt. “Om te spreken van de werkelijkheid als een spektakel is van een adembenemend provincialisme.” Ze walgt van het idee dat het nieuws voor de rijke deel van de wereld vermaak is geworden.
Susie Linfield is in haar boek The Cruel Radiance, Photography and political violence nog veel krachtiger in haar kritiek in wat zijn de postmodernistische apathie noemt. Zij verwijst hierbij naar Walter Benjamin die het goed had begrepen, want hij zag al snel de democratische waarde van de fotografie. “Foto’s excelleren, meer dan elke ander vorm van journalistiek, in het bieden van een onmiddellijke, onberedeneerde, emotionele connectie tot de wereld, ” schrijft ze hartstochtelijk. In ons mediatijdperk zijn we volgens haar de vaardigheid verloren emotioneel te reageren op oorlogsfoto’s, maar het is juist de camera die het geweten heeft geglobaliseerd. “Nu weten we dat foto’s van menselijk lijden het begin kan zijn van menselijke connectie.” Zij wuift de kritiek dat de fotografie de wereld niet heeft kunnen verbeteren, weg. Als staatsmannen, filosofen en humanisten de oorlogen niet kunnen beëindigen, waarom zouden we dat dan moeten eisen van de fotografen? Het gaat erom hoe wij foto’s van wreedheden gebruiken, aldus Linfield. Daarom moeten wij als publiek niet wegkijken. Juist andersom. Als de fotojournalist verantwoordelijk is voor het maken van de beelden moet de kijker verantwoordelijkheid voelen om ernaar te blijven kijken. Ook fotocriticus David Campbell legt in zijn these The Myth of Compassion Fatigue uit dat het idee compassievermoeidheid een verkeerd concept is en ons niet verder helpt.
Een filosofische stap verder in de plicht van de burger om de fotojournalistiek serieus te nemen gaat de Israëlische schrijfster Ariella Azoulay in haar boek The Civil Contract of Photography. Zij noemt de relatie tussen de fotograaf, de gefotografeerde en de burger de essentie van fotografie. Het moet een relatie van solidariteit zijn en dus niet louter gebaseerd op sentimentele eigenschappen zoals empathie. Door een onderling ‘burgerlijk contract’ ligt de macht niet alleen bij de fotograaf, maar ook bij de kijker. Er ligt een ethische plicht bij de burger om betekenis aan de oorlogsfotografie te geven en zijn blik niet af te wenden. Maar hiermee vergeet Azoulay dat het medium waarmee oorlogsfotografie wordt gebracht ook een belangrijke machtsfactor is. Immers kranten en tijdschriften bepalen welke foto’s worden geplaatst en hoe.
CONTEXT EN DE MEDIA
Oorlogsfotografie kun je niet beoordelen vanuit losse foto’s. De impact en betekenis van de beelden is in grote mate afhankelijk van de manier waarop ze getoond worden. Vanuit dit aspect heeft Linfield in haar boek kritiek op sommige oorlogsfotografen. Van James Nachtwey zegt ze dat hij door zijn zwartwit beelden in zijn boek Inferno de kijker een gevoel van hopeloosheid geeft. De ‘catastrofist’ zoals ze hem noemt geeft te weinig historische context, en was het niet Walter Benjamin die zei dat de fotografie bijschriften nodig heeft? Maar het is te gemakkelijk om de schuld bij de fotograaf te leggen.
Als de context belangrijk is moeten we kijken naar de media. Welke krant brengt op een goede manier oorlogsfoto’s en wil er ook goed voor betalen? Een van de grootste problemen is de magere financiering. Vaak worden fotojournalisten veel te weinig betaald waardoor ze niet lang genoeg kunnen werken aan een goed doorwrocht verhaal. De media verkeren sinds lange in een economische crisis, waardoor ze geneigd zijn te luisteren naar de adverteerders. En die houden niet van heftige foto’s naast hun advertenties. Los hiervan hebben de media last van bepaalde ingesleten beeldpatronen. David Shields deed in zijn boek War is Beautiful onderzoek naar de archetypische sjablonen van de prestigieuze New York Times. Hij vond dat er in de keuze van de foto’s culturele patronen waren die de oorlog voorstelden als onder andere een modeshoot, een spannende film of een piëta-schilderij. Hij vond dus steeds een esthetiserend element waardoor er een verdovend effect ontstaat en de beelden niet oproepen tot verontwaardiging of politiek actie. Shields wil hiermee laten zien dat de media door hun keuze de kijker verlammen, waardoor er intrinsiek propaganda (‘de oorlog is mooi’) ontstaat. Hij legt hiermee de vinger op de zere plek van een veel grotere discussie over oorlogsfotografie: de politiek propaganda. Hoe kan de oorlogsfotograaf een realistisch beeld scheppen van een oorlog als de kranten bevooroordeeld zijn in hun berichtgeving? Verschillende onderzoekers concluderen dat de media een vereenvoudigde en geconstrueerde versie van de oorlog geven die leidt tot minder begrip van de situatie met als gevolg gevaarlijke conclusies. Wie embedded gaat ziet slechts het gewenste deel van de oorlog. In de oorlog in Afghanistan werkten de meeste fotojournalisten embedded, een trend die volgens fotocriticus David Campbell bepaalt dat al het beeldmateriaal binnen de grenzen van de officiële discours van een natie valt. Het Amerikaanse leger laat fotojournalisten toe op plekken die getoond mogen worden.
Oorlogsfotografen die zelfstandig opereren en een andere beeldtaal gebruiken, kunnen op een andere manier inzicht geven in de oorlog en de gevolgen. Iemand die dat met succes gedaan heeft is Geert van Kesteren met zijn boek Why Mister, Why? Kritisch als hij was ten opzichte van de reguliere media gaf hij een geheel ander beeld van de oorlog in Irak waarbij het Amerikaanse leger ontluisterend werd getoond. In Bagdad Calling liet hij smartphonebeelden van gevluchte Irakezen zien om een ander dan het reguliere van de vallende bommen te geven. De Franse fotojournalist Luc Delahaye die zich nu kunstenaar noemt, toont gestileerde en gedetailleerde oorlogsfoto’s op groot formaat in musea. Daarbij stelt hij de vraag welke betekenis er nog overblijft. Hij laat de kijker hiermee zelf zijn beeld van de oorlog scheppen, los van de context van de massamedia. Een andere, vergelijkbare strategie bewandelde de Britse fotograaf Simon Norfolk in zijn serie over de oorlogen in Afghanistan en Irak Et in Arcadia Ego. Hij fotografeert de gevolgen van de oorlog in de vorm van landschappen en ruïnes. Zijn foto’s geven je niet de illusie dat je door de actiefoto’s de oorlog zou moeten begrijpen, maar doen je inleven in de desastreuze gevolgen ervan. Hiermee gaat hij terug naar de werkwijze van de eerste oorlogsfotograaf in de geschiedenis, Roger Fenton, die in 1855 als sporen van de Krimoorlog kogels op een landweggetjes fotografeerde.
Onafhankelijke oorlogsfotografie blijft een uitermate belangrijk onderdeel van de fotojournalistiek, zeker nu de oorlogsvoering ten dele via de media verloopt en fotografie een onderdeel van de propaganda is geworden. Oorlogsfotografen zullen blijven gaan, ondanks de hoge risico’s, en ze zullen blijven proberen het publiek bewust te maken van de vaak onmenselijke en vaak uitzichtloze wereld van de oorlogsvoering. En het hoort erbij dat de lezers van ochtendkranten zich ongemakkelijk blijven voelen bij hun ontbijt.
Er is een stichting opgericht ter nagedachtenis aan Jeroen Oerlemans die als doel heeft het werk van de omgekomen fotograaf te doen voortleven en beschikbaar te maken. De stichting is tevens bedoeld als financiële ondersteuning voor zijn gezin.
Geraadpleegde literatuur
Addario, L. (2015). It's What I Do: A Photographer's Life of Love and War. In L. Addario, It's What I Do: A Photographer's Life of Love and War. Opgehaald van http://itswhatidobook.com
Azoulay, A. (2008). In A. Azoulay, The Civil Contract of Photography. New York: Zone Books.
Brothers, C. (1997). In War and Photography, a cultural history. Routlegde.
Campbell, D. (2011). David Campbell. Opgehaald van https://www.david-campbell.org/wp-content/documents/Framing_the_war_in_Afghanistan.pdf
Campbell, D. (2012). Myth of CompassionFatigue. Opgehaald van https://www.david-campbell.org/wp-content/documents/DC_Myth_of_Compassion_Fatigue_Feb_2012.pdf
Colberg, J. (2007). A conversation with Luc Delahaye. Opgehaald van http://jmcolberg.com/weblog/extended/archives/a_conversation_with_luc_delahaye/
Conflict (sd). [Film]. https://vimeo.com/149779134.
De Wereld draait door. (2016). (Vara, Producent) Opgehaald van http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/364930
Guiboa, R. (June 6, 2003). Stanford Edu. Opgehaald van http://web.stanford.edu/class/e297a/Media%20Influence%20on%20Public%20Opinion%20During%20War.htm
Jones, C. C. (December 2, 2015). Vice. Opgehaald van http://www.vice.com/read/does-beautiful-war-photography-sanitize-the-reality-of-combat
Kesteren, G. v. (2008). In Bagdad Calling. Post Editions.
Linfield, S. (2010). The Cruel Radiance. In S. Linfield, The Cruel Radiance; photography and political violence. Chicago: The university of Chigao Press.
McCartney, J. (26 September 2015). The Spectator. Opgeroepen op 2016, van http://www.spectator.co.uk/2015/09/don-mccullin-interview-i-take-more-than-i-bring-thats-not-a-role-im-proud-of/
Nachtwey, J. (1999). In Inferno. Phaidon.
Nachtwey, J. (2016). Opgeroepen op 2016, van James Nachtwey: http://www.jamesnachtwey.com
Norfolk, S. (sd). Opgehaald van http://www.simonnorfolk.com
Payne, K. (2005). The Media as an Instrument of War. Opgehaald van http://strategicstudiesinstitute.army.mil/pubs/parameters/Articles/05spring/payne.pdf
Robin Hammond. (2015). Opgeroepen op 2016, van Witness Change : https://witnesschange.org
Seymour, T. (2016). The Guardian . Opgehaald van https://www.theguardian.com/tv-and-radio/2016/jul/26/life-and-death-as-a-war-photographer-netflix-series
Shields, D. (2015). War is Beautiful. Opgehaald van Powerhouse Books: http://www.powerhousebooks.com/site/wp-content/uploads/WIB_INTR_LO.pdf
Shutr. (2016). Opgehaald van http://shutr.photo/2016/10/04/conflict-achter-de-lens-van-de-oorlogsfotograaf/
Sontag, S. (1977). On Photography.
Sontag, S. (2003). In S. Sontag, Regarding the pain of others. Penguin.
Teselhof, C. (2016). PF. Opgehaald van https://www.pf.nl/stanley-green-behandel-als-helden-dat-we/
Tim-Hetherington-Last-picture-photographer-killed-Libya. (2011). Opgeroepen op 2016, van DailyMail: http://www.dailymail.co.uk/news/article-1379185/Tim-Hetherington-Last-picture-photographer-killed-Libya.html
Witness Change. (2015). Opgeroepen op 2016, van Witness Change: https://witnesschange.org